Ik zeg, dat bevrijding kan worden bereikt op elken trap van ontwikkeling door een mens, die begrijpt en dat het vereeren der graden, zooals gij doet, niet van belang is. Zooals gij parvenu’s in de wereld hebt, die eerbied betoonen aan aristocratische titels, zoo hebt ge ook geestelijke parvenu’s; er is tusschen beiden niet veel […]

Ernstige gedachten zijn zo fragmentarisch en onvolwassen, toch dient er ernst te zijn die niet voortkomt uit verlangen. Er is een ernst die de hoedanigheid van het licht bezit , dat van nature indringend is, licht zonder schaduw; die ernst is oneindig plooibaar en daarom vreugdevol. Aantekeningen, 14e, blz. 133, r. 8